Mindfulness betekent ongemak accepteren, niet repareren. Geen verlichting zonder shit.
Verlangend kijk ik naar een foto van een vrouw in een hangmat; haar ogen dicht, omringd door groen en bloeiende bloemen. Op de achtergrond een schattig prieeltje. De zon schijnt. Ze ligt met haar handen in haar nek, heerlijk ontspannen. “Live mindfully” staat er boven. ‘Doe mij zo’n mindful leven!’ denk ik; met zon, zonder zorgen, in een hangmat.
Maar klopt dat nou eigenlijk wel? vraag ik me het volgende moment af. Dit is iemand in een mooie omgeving die lekker vrij heeft. Ja duh, zo kan ik ook mindful zijn! Mindfulness betekent toch juist dat je met aandacht aanwezig bent in het hier-en-nu, ook als je niet wordt omringd door bloemen en fluitende vogels. Mindful aanwezig zijn op je werk in een overleg dat vast zit, probeer dát eens; in de regen als je op de fiets zit; en in je lichaam als je met verkrampte schouders achter de computer zit te stressen. Mindfulness is ook: presentie. Aanwezig zijn, met aandacht en alertheid. Als je dat echt kunt in een hangmat, dan ben je wel een zéér gevorderde, hoor.
De kneep is dat we dat allemaal niet zijn en de essentie van boeddhistische wijsheid vaak missen. We willen meditatief en verlicht zijn, omdat we daarmee negatieve gevoelens hopen te beheersen of overstijgen – terwijl het idee nu juist is dat we ongemak en gebrek accepteren als onlosmakelijk deel van de eb en vloed van het leven, in plaats van het te willen fiksen. We denken “O ja, mediteren” als we ons rot voelen – waarmee we er een remedie tegen misère van maken. Daarmee zetten we het paard achter de wagen, want mindful, beschouwend en meditatief zijn – hoe je het ook wilt noemen – vereist nu juist dat je het niet doet om iets te repareren. Het is meer een soort mentale hygiëne die je dagelijks – bij voorkeur op een vast tijdstip – moet onderhouden, net als tandenpoetsen.
Met onze Westerse behoefte aan beheersing en overwinning van al wat ons dwars zit, hebben we er een kunstje van gemaakt, een techniek om geluk te bereiken. Maar “zijn met wat er is” betekent juist ook: zijn met de tegenslag, onrechtvaardigheid, afwijzing, onzekerheid en mislukking die óók bij het leven hoort. ‘Verlichting’ zonder dat alles is een spirituele bypass, een short-cut waarbij je de essentie doodleuk overslaat.
De crux vind ik mooi samengevat in – grappig genoeg – twee Amerikaanse no-nonsense zegswijzen. 1: Shit happens. Het hoort erbij, en wil je werkelijk met twee benen in het heden staan, dan moet je je onvrede even liefdevol omarmen als de zonnige hangmat. Voluit aanwezig zijn bij al wat er is, ook dat wat je niet bevalt. En 2: There’s no such thing as a free lunch. Geen rijkdom zonder werk, geen plezier zonder geweten, geen aanbidding zonder opoffering, zei Ghandi. En geen verlichting zonder shit.
Wil je je gewoon lekker voelen, ja dán kun je juist beter je ogen sluiten voor een groot deel van wat er om je heen gebeurt in de wereld. Dat is immers vaak geen rozengeur en manenschijn. Wake up and smell the coffee: mindfulness is juist de kunst om werkelijk ‘wakker’ en aanwezig te blijven in de volle, verontrustende werkelijkheid.
Geschreven door: Roos Vonk